zaterdag 29 september 2012

Yes ... But Is It Art? - NOTITIES BIJ NOORDERLICHT




Misschien hebt u het ook wel eens meegemaakt. U zit in een enigszins artistiek gezelschap,  de glazen zijn nog maar half leeg, er wordt wat over kunst gepraat, maar het gesprek valt een beetje stil. En dan is er iemand die meent dat hij de conversatie weer wat moet vlottrekken en hij spreidt zijn armen en roept op licht pathetische toon uit: ‘Tja, maar wat is kunst?’ Het enige wat u op dat moment kunt doen is bliksemsnel een ander onderwerp ter tafel te brengen, maakt niet uit hoe triviaal of onbenullig, want het is zaak om koste wat het kost te voorkomen dat het volgende uur opgaat aan een volstrekt oeverloze discussie die alle kanten uitwaaiert, nergens toe leidt en absoluut niets oplevert.

Maar soms kom je er toch niet onderuit. Dan moet je er toch over nadenken. Niet als je ergens loopt, in een museum of in een galerie, en je vind het allemaal geweldig. Dan komt de vraag niet eens bij je op. Nee, het piekeren begint als je niet echt weet wat je ervan moet denken. Het is niet slecht, maar je  staat ervoor en je kijkt ernaar, en er gebeurt niets.  Je vraagt je af of het aan jou ligt, of aan het werk. Is het werk gewoon niet goed genoeg, of kijk jij er misschien op een verkeerde manier naar? Je probeert het opnieuw en je doet je best, maar het resultaat blijft hetzelfde: er werkt iets niet. En je gaat je afvragen waarom niet.




Museum Belvedère in Heerenveen is dit jaar de hoofdlocatie van de fotomanifestatie Noorderlicht. Het hele museum hangt vol en aan de voor- en achterkant zijn ook nog grote lattenconstructies getimmerd met nog veel meer foto’s. Het thema is dit jaar isTerra Cognita, over de relatie tussen mens en natuur. Het is een wel erg breed onderwerp, een soort parapluthema waar je van alles en nog wat onder kwijt kunt, maar dat hoeft op zich natuurlijk geen bezwaar te zijn. Binnen de kaders heeft iedere fotograaf immers toch zijn eigen benadering. Gewoon gaan kijken dus. En toen ging er iets fout tussen mij en Noorderlicht, iets dat niet werkte.

Aan de stellages op het grasveld bij de parkeerplaats  hangen een paar foto’s van een bosrand en een open veld. Niets bijzonders, stukjes natuur die je overal op zondagmiddag kunt tegenkomen. Van afstand  vraag je je af waarom de fotograaf in hemelsnaam zulke vreselijk  saaie onderwerpen heeft gekozen. Daar moet toch een reden voor zijn.  Als je de moeite neemt om het begeleidende tekstje te lezen, blijkt dat de serie ‘Camouflage’ heet, en dat ergens, goed verscholen,  een militair zit, die zijn wapen op de camera, en dus op de toeschouwer, richt. En ja, als je goed zoekt, zie je inderdaad op iedere foto het kleine donkere cirkeltje van de loop ergens uit de struiken of uit het gras  komen. Leuk verzonnen, denk je dan, maar levert dat nu een beeld op dat op zich de moeite waard is? Als je de grap eenmaal door hebt, is het beeld niet meer interessant.  

Nog een voorbeeld:  een serie foto’s waar, op het eerste gezicht, alleen maar wat bomen en struiken op staan. Het enige dat opvalt is dat steeds een deel van het beeld wat vaag is. Bordje vertelt dat de fotograaf in kwestie tracht ‘de wind zichtbaar te maken’ en dan snap je het wel:  als je je sluitertijd maar lang genoeg maakt,  komen die takken en struiken waar de wind het meest vat op heeft vanzelf onscherp in beeld.  Prima, maar zonder die toelichting is het een tamelijk nietszeggend plaatje, en met de toelichting eigenlijk ook.

Op een wand in een van de kabinetten zijn, twee aan twee, acht foto’s opgehangen: op de ene staat steeds een macro-opname van een kleurige vlinder, op de andere een close up van chemisch vervuilde grond of water. Niks subtiels, niks diepgravends; klein boodschapje wordt er zo ongeveer met een voorhamer ingeslagen. Alweer zo’n flinterdun conceptje, denk ik dan: leuke plaatjes, maar met kunst heeft het niet zoveel niets te maken. Althans niet met het soort kunst dat ik de moeite waard vind.

Misschien is dat ook wel helemaal niet de bedoeling. Misschien zoek ik gewoon wel de verkeerde dingen. Misschien kijk ik wel teveel met een kunstoog naar een foto. Zolang de fotografie bestaat, wordt er in het kamp der fotografen al de discussie gevoerd of fotografie nu wel of niet kunst is, of moet zijn, of moet willen zijn, dat het een wezenlijk andere discipline is, die ook met andere maatstaven moet worden beoordeeld.  Maar in ieder geval voor wat betreft de impact die hij moet hebben op de toeschouwer, mag  je een foto toch als kunst mag bekijken? Als je niet meer mag verwachten dat een foto ontroert, intrigeert, indruk maakt, wat blijft er dan nog van over? Vrijblijvendheid:  best aardig, maar het blijft je niet echt bij; het kan wel, maar het hoeft niet; zo kun je het doen, maar ook anders. En dat is dodelijk.





Natuurlijk, om u gerust te stellen, dit is niet het hele verhaal. Er hangen wel degelijk mooie foto’s, en goede foto’s, en boeiende foto’s. Gaat u vooral zelf kijken, bedoel ik, kies uw eigen favorieten en concludeer dat ik volstrekt ongelijk heb. Maar het was wel mijn probleem met de Noorderlicht tentoonstelling. Zoveel foto’s, en zo weinig beelden die je raken met een soort onontkoombaarheid, een overtuigingskracht die hun bestaansrecht als het ware vanzelfsprekend maakt. En hoe komt dat? Gebrek aan ambitie bij de fotografen zelf? Gemakzucht, te gauw tevreden zijn met een ideetje en paar mooie plaatjes? Niet streng genoeg geselecteerd, omdat op zo’n groot aantal die of die er ook nog wel bij kan?  Komt het misschien omdat natuur, fotografisch gezien, al gauw zijn beperkingen heeft en je wel van heel goeden huize moet komen om iets wat in de eerste plaats fysiek moet worden ervaren met dezelfde intensiteit te  vangen in een tweedimensionaal beeld? Of is het gewoon omdat ik mensen eigenlijk spannender vind dan natuur?

Ik kwam er niet uit, en uiteindelijk reed ik terug naar huis met een gevoel van onvrede en lichte ergernis. Ik had al wel een paar besprekingen in de krant gelezen, maar waarom was er was niemand die hier iets over zei? Mensen die alles prachtig vinden zijn bijna net zo erg als mensen die alles niks vinden. Was ik de enige die niet onverdeeld enthousiast was?

Ik nam me voor om terug te gaan naar de fotogalerie van Noorderlicht aan het Aa-kerhof in Goningen, waar een duo presentatie te zien is met werk van Rob Nijpels en Awoiska van der Molen. Het is misschien niet zo’n heel gelukkige combinatie, die twee, maar daar wil ik het nu niet over hebben. En het was ook jammer dat de opening enigszins werd ontsierd door de ijdeltuiterij van curator Leo Divendal, die zichzelf wel wat erg nadrukkelijk in het centrum van de belangstelling plaatste. Maar daar gaat het nu ook niet om. Er hingen wel een paar foto’s van Awoiska van der Molen die zich op de een of andere manier hadden vastgehaakt in mijn geheugen. Ze hing niet op de Unseen fotografiebeurs in Amsterdam, en ook niet in Museum Belvedère, maar zelfs na de ettelijke honderden foto’s die ik binnen het tijdsbestek van één week onder ogen had gehad, waren er een paar die nog nog haarscherp op mijn netvlies stonden. Ook landschappen, maar wel landschappen die intrigeren, beelden waar je naar terug loopt om ze nog een keer te zien en die je, als je tenslotte richting uitgang loopt, wel mee zou willen nemen omdat je nog niet uitgekeken bent.






Misschien moet ik nog maar een keer teruggaan. Of naar Museum Drachten, een van de andere locaties van Noorderlicht. Alle wijzers terug op nul en gewoon opnieuw kijken.

 En tja, wat is kunst? Eigenlijk weet ik het ook niet. Misschien kunnen we het er nog wel eens over hebben, onder een borrel of zo.

dinsdag 11 september 2012

KOOP UW BENNER VAN EEN KENNER




De man die ons hier, geflankeerd door twee werken van Gerrit Benner, zo olijk aankijkt, zou u bekend voor kunnen komen, als u tenminste een bepaalde leeftijdsgrens hebt overschreden. Het is niemand anders dan Loek Brons, succesvol  uitbater van een keten textielsupermarkten, maar hier in zijn nieuwe rol als kunsthandelaar. En omdat hij beschikte over een comfortabel startkapitaal, kon hij zich ook meteen posteren in de hoogste regionen van de kunstmarkt. Hij richtte zich vooral op het magisch realisme, en een tijdlang ging bijna ieder schilderij van Willink, Ket of Mankes dat ter veiling kwam steevast naar Brons. Vaak was het niet lang daarna te bewonderen in het Frisia Museum van Dirk Scheringa. 

De entree van Loek Brons in het circuit van de Nederlandse kunsthandel bracht flink wat beroering teweeg, niet alleen omdat hij over aanzienlijk meer financiële middelen beschikte dan de meeste van zijn collega’s, maar ook omdat hij zijn collectie naar buiten bracht op een manier die in de toch wat voorname, en bovenal discrete, kunsthandel absoluut not done was. Hij maakte er geen geheim van dat hij in de eerste plaats koopman was en praatte vrijmoedig (schaamteloos, volgens anderen) over geld en handel. Hij was een van de eersten die aan alle kunstwerken een duidelijk leesbaar prijskaartje hing, in plaats van het gebruikelijke ‘prijs op aanvraag’. Ook organiseerde hij feestelijke bijeenkomsten voor klanten bij hem thuis, daarbij terzijde gestaan door zijn vrouw Miep, die haar bloeiende pornobedrijf van de hand had gedaan, en nu aan klanten erwtensoep serveerde. Het liep storm.

Kunsthandel Loek Brons werd een vaste gast op de TEFAF en de PAN, waar, tot afgrijzen van zijn collega’s, schilderijen op de laatste dag goedkoper waren dan op de eerste en waar hij geregeld acties organiseerde in de trant van ‘drie halen, twee betalen’. Dat hij een frisse wind door de kunsthandel liet waaien kan moeilijk ontkend worden, maar er waren veel collega’s die wat gegeneerd de andere kant opkeken, of zich zelfs vijandig opstelden. Maar ze konden niet om hem heen, en daarvan waren ze zich terdege bewust.
Als hoogtepunt (of dieptepunt, zo men wil) liet Brons ter gelegenheid van de PAN 2000 een folder drukken vol  grappen en grollen, waarin hij in de meest vreemde uitdossingen zijn waren aanprees. Omdat het werk van een bepaalde kunstenaar volgens hem ‘in de lift’ zat, liet hij zich verkleed als liftboy fotograferen. Ook het plaatje bovenaan dit stukje is komt uit deze serie. Een enkeling zag er de humor wel van in (‘een soort nieuwe Sjef van Oekel’, werd hij genoemd in het populaire tv-programma van Barend en Van Dorp), maar in bredere kring werd er toch meest schande van gesproken: zoiets doe je niet als serieus kunsthandelaar!



Serieus of niet, tot zijn collectie behoorden wel een groot aantal werken van Gerrit Benner, een kunstenaar in wie hij zich had gespecialiseerd. Op rijpere leeftijd had Loek Brons namelijk een studie kunstgeschiedenis afgerond met een scriptie over Benner, een wapenfeit waarop hij zo trots was dat hij zichzelf vanaf dat moment nadrukkelijk afficheerde als ‘Drs’ Loek Brons. Deze scriptie gebruikte hij als uitgangspunt voor de tekst van wat nog steeds het bekendste boek over Benner is, In de Ban van Benner, de catalogus bij tentoonstellingen in het Singer Museum in Laren en in het Fries Museum.



De catalogus werd gedrukt in een forse oplage en wie iets meer over Benner wil weten, zal weinig moeite hebben een exemplaar te vinden. Aanzienlijk anders ligt dat (en nu zijn we eindelijk waar we wezen wilden) bij onderstaand boekje uit 1960. Het is de catalogus bij de grootste Benner-tentoonstelling ooit gehouden. In de Städtische Kunstgalerie in Bochum werden in 1960 maar liefst 262 Benners bijeengebracht en de expositie zou het begin moeten worden van Benners internationale doorbraak. Dat is er helaas nooit van gekomen. In plaats daarvan zakte Benner in de loop van de jaren zestig wat weg uit het publieke vizier en het zou zo’n twintig jaar duren voordat zich, met name door toedoen van Lambert Tegenbosch, Erik Slagter en voornoemde Loek Brons, een hernieuwde belangstelling begon af te tekenen.


De Bochum-catalogus is niet de vroegste publicatie over Benner. Eerder waren er al kleine catalogi uitgegeven door het Van Abbemuseum (1955, ook in Groningen, Leeuwarden en den Haag), het Stedelijk Museum Schiedam (1958) en het Stedelijk Museum Amsterdam (1959), maar het is wel een van de meest zeldzame. Dat hij af en toe ook in Nederland opduikt is mede te danken aan het feit dat de Bochum-tentoonstelling later werd overgenomen door de Enschedese Kunstkring, die een expositie verzorgde in het Rijksmuseum Twenthe. Maar omdat niet voldoende geld voorhanden was voor een eigen publicatie, besloot men een Nederlandstalig omslag te drukken, die vervolgens om de Duitse catalogus werd gevouwen. Voor wie het eerst komt …







Voor meer details, klik HIER

zaterdag 1 september 2012

DE VROUWEN VAN SANNE SANNES


De meeste van deze stukjes hebben een simpele aanleiding: een nieuwe aanwinst, een boek dat ik ergens heb gekocht.  Dat is vrij willekeurig, zou je kunnen zeggen, en dat is het ook, maar het maakt het leven wel overzichtelijker: je hoeft je niet voortdurend het hoofd te breken waarover je nu weer iets zou kunnen of willen schrijven. Je zit niet gevangen in de dwangbuis van de actualiteit, maar je kunt gewoon kijken of er bij de dingen die je gekocht hebt iets zit waaraan je uitgebreider aandacht zou willen besteden, en daar kun je dan extra materiaal bij en over gaan zoeken.  En zo ging het ook deze week.
 
 
Voor meer details, klik HIER


Dinsdag 28 augustus in Groningen. Bommen Berend, oftewel Groningens Ontzet, de jaarlijkse feestdag  ter nagedachtenis aan het feit dat de stad zich staande hield in de belegering door de bisschop van Münster in 1672. Kermis, vuurwerk, de paardenkeuring, zoals ieder jaar, en ook een boekenmarktje aan het Hoge der Aa. Er waren terrassen, er was muziek, allemaal prima, maar het aanbod stelde weinig voor. Eindeloos veel strips, bakken met LP’s, waarbij de verkopers niet de moeite hadden genomen om ze op enigerlei wijze te sorteren zodat alleen de aanblik je al van verder zoeken weerhield, en een handvol boekenkramen, meest  met winkeldochters tegen afbraakprijzen. Een half uurtje zoeken leverde dan niet meer op dan twee  boekjes. Een dunne catalogus van Francois Morellet, tamelijk onooglijk boekje, maar wel uit 1958. Die gaat via Ebay naar Zwitserland, dat is duidelijk. En een curiositeit:  een nummer van het tijdschrift-in-boekvorm Randstad, uit 1962. Met oude nummers van literaire tijdschriften kun je, zoals iedere antiquaar weet, een gracht dempen, maar dit was wel bijzonder: het bevatte twaalf paginagrote foto’s van Sanne Sannes.  Portretten, van vrouwen uiteraard, betrekkelijk discreet, veel gezichten, met hier en daar een zweem van een borst, maar in de onmiskenbare grofkorrelige onscherpe zwart-wit stijl die in de jaren daarna zijn handelsmerk zou worden. Toch niet voor niets geweest.
 
 
 
 

Sanne Sannes werd in 1937 in Groningen werd geboren, waar hij zich na de middelbare school aanmeldde voor Academie Minerva. Er bestaat nog een foto van hem achter een schilderij, maar zijn passie was de fotografie, en omdat Minerva daar in die tijd weinig faciliteiten voor bood, maakte hij de opleiding niet af. Om in zijn onderhoud te voorzien maakte hij modefoto’s en platenhoezen, maar in zijn eigen werk namen vrouwen en erotiek een steeds belangrijker plaats in. Zijn onorthodoxe benadering bleef niet onopgemerkt en rond 1960 werd hij op verschillende plaatsen in binnen- en buitenland gezien als een talentvol  exponent  van een nieuwe generatie fotografen.  In 1993 schrijft Max van Rooy in de NRC:
 
“Ik zet hun motor aan.” Met deze eenvoudige woorden omschreef fotograaf Sanne Sannes zijn vermogen om vrouwen voor zijn camera tot verleidelijke, uitdagende poses te bewegen. Waar deze stugge Groninger de elektriciteit vandaan haalde om het kostbare vrouwelijke mechaniek op gang te brengen en het ongeremd aan het draaien te houden, blijft voor niet ingewijden een raadsel. Zij die het hebben ondergaan kunnen het ook niet bevredigend navertellen. Een van zijn destijds favoriete modellen, Anna Beeke: “ Hij was een vroegoude jongen die zelden loskwam van de obsessies die hem beheersten. Hij wist je zo te raken, op zo'n eerlijke en gemeende manier te vleien... geen wonder dat zoveel vrouwen voor hem uit de kleren gingen.” Sannes bezat de magische kracht om haar, na eerst een slokje koffie te hebben genomen, een knop te laten omdraaien waarna ze zonder verdere overgang voor zijn camera de gevraagde erotische rol speelde.’
 
 
 
Voor meer details, klik HIER

In 1964 komt zijn boek Oog om Oog uit, foto’s met gedichten van Hugo Claus, en enkele jaren geniet hij van zijn status als angry young man van de Nederlandse fotografie. Dan, in 1967, rijdt hij op de terugweg van een fotoshoot, samen met assistent Gerrit Jan Wolffensperger en twee modellen,  tegen een boom aan de Eeuwige Laan in Bergen. Wolffensperger en de twee modellen overleven  het ongeluk ternauwernood, Sannes niet.
 
Voor meer details, klik HIER

 Twee jaar na zijn dood verschijnt  Sex a Go Go en in 1972 The Face of Love, uitgaven die toentertijd de nodige ophef veroorzaakten, maar daarna raakt het werk van Sannes, ieder geval bij een breder publiek, in de vergetelheid. Het wordt vaak afgedaan als een typische uitdrukking van de tijdgeest van de jaren zestig en wanneer men daarvan afstand wil nemen, vermindert ook de belangstelling voor het werk van Sanne Sannes.  Er komt pas een kentering in de jaren negentig, als zijn broer Rob, na lang aandringen door fotohistorici, eindelijk besluit de nalatenschap openbaar te maken. Het is aanleiding was om het eerste deel van de klassieke serie Monografiën van Nederlandse Fotografen aan Sanne Sannes te wijden.
 

Voor meer details, klik HIER
 
Vanaf dat moment hoort Sanne Sannes tot de Nederlandse klassieken.  Zijn boeken krijgen een soort cultstatus, iets wat internationaal  nog wordt versterkt als hij wordt opgenomen in The Photobook: a documentary history van Martin Parr en Gerry Badger, en een vaste plaats krijgt in alle andere boeken over het onderwerp die daarna verschijnen.  De prijzen stijgen mee met zijn roem mee.
 
In een tijd waarin seks en erotiek in fotoboeken vaak veel explicieter zijn dan Sannes waarschijnlijk ooit voor mogelijk had gehouden, blijven recensenten en critici zich afvragen waar die speciale kwaliteit die zijn foto’s onderscheidt van zovele andere nu precies in schuilt. In 1966 zegt Sannes zelf in een interview in Het Parool:
 
‘Mijn foto’s zaaien onrust omdat ze geëmotioneerdz ijn […] omdat de vrouw niet haar uiterlijk maar haar innerlijk toont: erotisch verlangen, angst, ellende, schuchterheid. […]De modellen in de Amerikaanse Playboybladen zijn frigide. Ik fotografeer geen seks. Ik fotografeer erotiek. En dan is een vrouw voor mij alleen maar iets moois.’
 
 
 
Trailer voor de film The Women of Sannes sannes, van Frodo Terpstra